Op 26 januari was Jose Luis onderweg naar zijn werk in het zuiden van Texas toen zijn leven plotseling veranderde.
Bij een tankstation werd hij omsingeld door donkere SUV's. Binnen enkele ogenblikken hadden agenten van Immigration and Customs Enforcement (ICE) hem in handboeien geslagen en werd hij meegenomen.
De 33-jarige vader van vijf kinderen, die sinds 2010 in de VS woonde nadat hij als tiener uit Mexico was gekomen, verdween in de bureaucratie van president Donald Trump’s hernieuwde immigratiebeleid.
Zijn zaak staat niet op zichzelf. Onder Trump’s uitgebreide deportatiebeleid heeft ICE het dagelijkse arrestatiecijfer bijna verdubbeld, met meer dan 10.000 migranten die al via militaire vluchten zijn gedeporteerd, gepresenteerd als een afschrikmiddel.
Nog verontrustender is Trump’s plan om Guantánamo Bay opnieuw te gebruiken als detentiecentrum voor ongedocumenteerde migranten—een faciliteit die berucht is vanwege zijn geschiedenis van buitengerechtelijke detentie.
Deze stap roept herinneringen op aan een duister hoofdstuk in de Amerikaanse geschiedenis, waarin juridische mazen werden benut om grondwettelijke bescherming op te schorten in naam van nationale veiligheid.
Dit maakt deel uit van een bredere strategie, waaronder retroactieve beperkingen op geboorterechtburgerschap en het uitbesteden van migrantendetentie aan El Salvador, die gevestigde grondwettelijke normen en internationale juridische verplichtingen uitdaagt.
Een retroactieve aanval op burgerschap
Een van Trump’s meest controversiële beleidsmaatregelen is een uitvoerend bevel dat retroactief het geboorterecht burgerschap ontneemt aan kinderen geboren uit ongedocumenteerde immigranten of houders van tijdelijke visa (H1B, F1) na 19 februari.
Hoewel een federale rechter in Seattle het bevel tijdelijk heeft opgeschort, blijven de juridische en grondwettelijke gevolgen diepgaand.
Critici stellen dat dit beleid flagrant in strijd is met het belangrijke precedent dat is vastgesteld in United States v. Wong Kim Ark (1898), waarin het Hooggerechtshof ondubbelzinnig oordeelde dat het Veertiende Amendement burgerschap garandeert aan alle personen op Amerikaanse bodem, behalve degenen die geboren zijn uit buitenlandse diplomaten of bezettingsmachten.
Deze interpretatie vormt al meer dan 125 jaar de basis van de Amerikaanse burgerschapswetgeving en is een hoeksteen van de grondwettelijke toewijding aan gelijke bescherming en eerlijke rechtsgang.
Door te proberen burgerschap retroactief in te trekken, ondermijnt de regering niet alleen dit fundamentele precedent, maar creëert ze ook een gevaarlijke juridische onzekerheid over de status van miljoenen individuen.
Naast burgerschap heeft Trump’s immigratieagenda systematisch humanitaire parole-programma’s ontmanteld, waardoor asielzoekers verder worden gecriminaliseerd in plaats van beschermd. Deze acties zijn in strijd met binnenlandse juridische normen en internationale verplichtingen onder het Vluchtelingenverdrag, dat het analyseren van individuen die toevlucht zoeken verbiedt.
Guantánamo Bay: Het herleven van een juridisch zwart gat
Guantánamo Bay is altijd een juridische anomalie geweest—een faciliteit waar gevangenen worden vastgehouden buiten zowel de Amerikaanse wet als het internationale mensenrechtenkader. Oorspronkelijk opgericht om terreurverdachten na 9/11 vast te houden, werden de praktijken van onbepaalde detentie breed veroordeeld vanwege schendingen van het recht op een eerlijk proces. De regering-Bush betoogde dat door gevangenen offshore te plaatsen, grondwettelijke waarborgen zoals habeas corpus konden worden omzeild.
Nu markeert Trump’s voorgestelde gebruik van Guantánamo voor immigratiedetentie een verontrustende terugkeer naar deze juridische excessen. De faciliteit wordt opnieuw ingericht om duizenden ongedocumenteerde migranten vast te houden, waardoor een detentiesysteem ontstaat waarin rechtsbescherming wordt opgeschort en menselijke waardigheid wordt ondergeschikt gemaakt aan politieke opportuniteit.
Volgens het internationale recht schendt onbepaalde detentie zonder proces mensenrechtenverdragen zoals het VN-Verdrag tegen Foltering (CAT) en Artikel 9 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (ICCPR), die dergelijke praktijken categorisch veroordelen.
Door terug te grijpen naar Guantánamo herintroduceert de VS effectief een regime waarin rechtsbescherming onder Artikel 14 van het ICCPR wordt opgeschort en menselijke waardigheid wordt vertrapt.
Uitbesteding van detentie: Het controversiële voorstel van El Salvador
Als onderdeel van zijn immigratiebeleid onderzoekt de regering-Trump een controversiële deal met de Salvadoraanse president Nayib Bukele om het beruchte mega-gevangeniscomplex van zijn land, bekend als het Terrorism Confinement Center (CECOT), te gebruiken voor Amerikaanse gedeporteerden, waaronder zowel criminelen als immigranten.
Deze gevangenis, gelegen aan de rand van Tecoluca en ontworpen om maximaal 40.000 personen te huisvesten, is al berucht vanwege overbevolking en wijdverbreide mensenrechtenschendingen. Sommigen prijzen Bukele’s aanbod als een praktische oplossing voor de Amerikaanse immigratiecrisis, maar het roept serieuze vragen op over de ethiek, legaliteit en langetermijngevolgen van het uitbesteden van detentie.
Volgens het principe van non-refoulement—een gevestigd beginsel van het internationale vluchtelingenrecht dat het verbiedt om individuen naar landen te sturen waar ze risico lopen op foltering of onmenselijke behandeling—zou de VS in directe overtreding zijn door gevangenen over te dragen aan een systeem dat bekend staat om zijn wreedheid.
Het Achtste Amendement van de Amerikaanse Grondwet verbiedt ook wrede en ongebruikelijke straffen, een waarborg die fundamenteel zou worden ondermijnd als individuen worden gestuurd naar detentiecentra met goed gedocumenteerde misstanden.
Bovendien, door gevangenen buiten de Amerikaanse jurisdictie te plaatsen, gaat de regering in juridische uitbesteding, waarbij verantwoordelijkheid wordt ontweken en de last van detentie op buitenlandse regeringen wordt gelegd.
Het ICCPR, waar zowel de VS als El Salvador ondertekenaars van zijn, verplicht staten om de rechten op een eerlijk proces te waarborgen. Door dergelijke faciliteiten toe te staan, onderschrijven beide regeringen effectief een systeem waarin mensenrechten kunnen worden ondermijnd voor politieke opportuniteit.
De erosie van Amerikaanse idealen
Trump’s immigratiebeleid raakt de kern van het Amerikaanse constitutionalisme en de juridische traditie. De VS heeft zichzelf lang geprezen om onvervreemdbare rechten, eerlijke rechtsgang en juridische rechtvaardigheid, geworteld in Lockeaanse liberalisme en constitutionele jurisprudentie.
John Rawls’ “sluier van onwetendheid” herinnert ons eraan dat een rechtvaardige samenleving eerlijkheid moet handhaven, ongeacht iemands geboorteplaats of juridische status.
Evenzo stelt de deontologische ethiek van Immanuel Kant dat menselijke waardigheid nooit mag worden gecompromitteerd voor politieke doeleinden. Toch ondermijnt het huidige traject van het Amerikaanse immigratiebeleid deze idealen, waarbij migranten worden behandeld als wegwerpartikelen in plaats van als individuen met rechten.
De combinatie van de heropleving van Guantánamo, de retroactieve aanval op geboorterechtburgerschap en de uitbesteding van migrantendetentie vertegenwoordigt niet alleen een administratieve beleidswijziging, maar een fundamentele juridische crisis.
Herbevestiging van gerechtelijk en juridisch toezicht
Op dit cruciale moment moet de Amerikaanse rechterlijke macht dienen als de ultieme waarborg tegen deze overreach. Rechtbanken hebben historisch gezien opgetreden als een controle op uitvoerende macht, en ze moeten dat nu doen—of het nu gaat om rechterlijke toetsing, habeas corpus-uitdagingen of constitutionele rechtszaken.
Dit gaat niet alleen over immigratiebeleid, maar over een test van de grondwettelijke integriteit van Amerika. Als een common law-natie moet de VS bevestigen dat grondwettelijke rechten onaantastbaar zijn en dat geen enkel uitvoerend bevel of beleidsmanoeuvre fundamentele juridische bescherming kan overschrijven.
Zoals Hannah Arendt waarschuwde: “Het meest radicale kwaad is niet wat wordt gedaan, maar dat we eraan gewend zijn geraakt.”
Vandaag staat de VS voor een scherpe keuze: ofwel juridische ondermijningen normaliseren voor politieke opportuniteit, of haar toewijding aan de rechtsstaat herbevestigen. De uitkomst zal niet alleen het immigratiebeleid bepalen—het zal de fundamenten van de Amerikaanse democratie vormgeven.